Het Cultureelerfgoeddecreet van 2017 laat de Vlaamse regering, naar analogie met de kunstinstellingen, toe om grote collectiebeherende organisaties (musea, culturele archiefinstellingen, erfgoedbibliotheken) met een internationaal en excellent niveau van cultureel-erfgoedwerking aan te duiden als cultureel-erfgoedinstelling. Collectiebeherende organisaties konden zich hiervoor vrijwillig kandidaat stellen.
Deze ‘cultureel-erfgoedinstellingen’ dienen toonaangevend te zijn op het vlak van kwaliteit en van management. Ze vormen een internationale referentie, een uithangbord en spelen een grote algemene of specifieke maatschappelijke rol voor Vlaanderen. De wijze waarop de cultureel-erfgoedwerking uitgevoerd wordt, geldt als voorbeeld voor andere spelers in het cultureel-erfgoedveld. Een cultureel-erfgoedinstelling is m.a.w. landelijk maar vooral ook internationaal een vuurtoren van en voor Vlaanderen.
7 bijkomende musea dienden op 15 december 2017 een aanvraag in voor de erkenning tot cultureel-erfgoedinstelling:
Om als cultureel-erfgoedinstelling aangeduid te worden, moet een organisatie voldoen aan zeven criteria:
Zes van de zeven aanvragers voldeden echter niet aan minstens één van de criteria. Twee musea voldeden ook niet aan het decretale minimum op het vlak van publieksbereik, nl. gedurende de afgelopen vijf jaar minstens drie jaar 120.000 bezoekers per jaar tellen of de haalbaarheid daarvan aantonen.